TH-logo TH fotoTH fotoTH foto

Seizoen 2009-2010

Na de regen

van Sergi Belbel

Iets over het stuk

“Na de regen” wordt al eens omschreven als een hilarisch kantoordrama. Een term die op zich natuurlijk niet bestaat, maar toch de lading dekt. Want a) het is een stuk om mee te lachen, b) het speelt zich af in een kantoor en c) er doen zich bepaald dramatische wendingen voor. Maar de term dekt de lading niet helemaal.

Het speelt zich wel af in een kantoor, maar niet letterlijk erin. Erop eigenlijk. “Na de regen” speelt op het dak van het kantoorgebouw, een kantoortoren van 49 verdiepingen. Dat is hoog – de Bureauchef telt precies uit hoe hoog – en die hoogte is uiteraard duizelingwekkend. Noteer trouwens dat Sergi Belbel zijn personages geen namen gegeven heeft: naast de Bureauchef is er de Bedrijfsleidster, de Programmeur, de Koerier en vooral de Blonde Secretaresse, de Bruinharige Secretaresse, de Zwartharige Secretaresse en de Roodharige Secretaresse.

Even duizelingwekkend als de hoogte van de toren is de “verslaving” waar de personages aan lijden, zoals Belbel het uitdrukt. De acht personages zijn namelijk allen rokers en in het bedrijf heerst een strenge anti-rook-politiek. Strenger nog dan we die vandaag de dag in zowat alle bedrijven kennen: dit stuk speelt zich af “in de nabije toekomst” en roker zijn is een even groot stigma als “gelovig” zijn. Beetje bevreemdend allemaal.

Ook dramatisch is, dat het al twee jaar niet meer geregend heeft. Dat vreet aan een mens. Niet alleen het land is dor, de mensen zijn dat al evenzeer. Naarmate het stuk vordert, neemt ook de nervositeit toe. Er hangt letterlijk en figuurlijk onweer in de lucht. De regen waar deze personages al zo lang naar snakken, maar zal er na de regen ook zonneschijn zijn?

Auteur Sergi Belbel speelt in dit stuk met gekende thema's als (mis-)communicatie, overspel, seksualiteit, expliciete taal, onthaasting, jaloezie, onmogelijke liefdes, ambitie, afgunst, arrivisme en verslaving. Op het dak komen de angsten, twijfels, dromen en fantasieën van de verschillende karakters aan bod, het dak fungeert als een boksring waarin de personages in twaalf rondes overeind proberen te blijven en na ieder KO weer overeind krabbelen. Om te lachen, zei je?

Jawel, Belbel schetst ongelooflijk raak de hedendaagse kleinmenselijkheid, met grote herkenbaarheid en een onweerstaanbare lichtvoetigheid. Denk daarbij gerust aan “Het eiland”, zij het dan wel dat “Después de la Lluvia”, zoals de Spaanse titel luidt, al in 1993 geschreven werd.

Het was Ronald Brouwer die het stuk in1998 naar het Nederlands vertaalde voor de KVS, die “Na de regen” tussen dan en 2000 in totaal 23 keer speelde in een regie van Franz Marijnen. Enkele jaren later vond het zijn weg naar het amateurtoneel en wie een beetje googlet vindt opvoeringen van Ieper tot Vilvoorde, van Sint-Amandsberg tot Lier, van Oostakker tot Mechelen. Veel gespeeld ook in Nederland en Frankrijk, en uiteraard in thuisland Spanje, maar ook in Duitsland. Ook al is de interpretatie die we daar gevonden hebben een paar bruggen te ver.

Wij wilden het vooral diepmenselijk spelen, in al zijn kleinheid, maar ook in zijn gratie.

 

Iets over de schrijver

Sergi Belbel

Sergi Belbel i Coslado (°29 mei 1963) is een Catalaans-Spaans toneelauteur. Hij werd geboren in Terrassa, een centraal-oostelijke stad in Catalonië, in het district Vallès Occidental, waarvan het de mede-hoofdplaats is, samen met Sabadell, de historische hoofdstad. Hij is licentiaat in de filologie en zijn theateropleiding haalde hij in de Aula de Teatre aan de Universidad Autónoma de Barcelona. In 1988 werd hij professor aan het Institut del Teatre de Barcelona en sinds 2005 is hij directeur van Teatre Nacional de Catalunya.

Zijn eerste stuk was “Calidoscopios y faros de hoy” in 1986. Hij werd bekend door het stuk “Carícies” in 1992. Een jaar later schreef hij “Després de la pluja”, zoals de Catalaanse titel is. In het Spaans wordt dat “Después de la Lluvia”, in het Nederlands uiteraard “Na de regen”.

Sergi Belbel geldt als een van de belangrijkste jonge schrijvers van zijn land. In 1996 kreeg hij de Premio Nacional de Literatura en la modalidad de Literatura Dramática.

 

Iets over de regisseur

Iets over mezelf, schreef Eva Van Hoecke toen ze in de vorige Grimas, euh, iets over zichzelf ging schrijven om zodoende “Het schouwspel van Sinterklaas” aan te prijzen, en toen schreef ze, euh, iets over zichzelf. Toen ze mij vroegen iets te schrijven in deze Grimas om “Na de regen” aan te prijzen, dacht ik: laat ik, euh, iets over mijzelf schrijven. Welaan dan!

Ik werd geboren in Lubbeek en ben twee jaar ouder dan de schrijver van “Na de regen”. Toen ik acht was sprong/viel ik op scoutskamp met beide benen in een prikkeldraad en toen ik elf was verbrandde ik op scoutskamp beide benen aan een zeel, omdat ik in korte broek op de apenbrug over de Lesse was gekropen. Toen ik veertien was, euh, wat? Ah zo, dit is niet de info die je in de Grimas wil zien staan? Je wilt iets vernemen over mijn toneelleven, juist ja.

Wel euh, toen ik zeventien was zette ik mijn eerste toneelstapjes bij Thespikon, de theatergroep van het Sint-Pieterscollege in Leuven. Dat was niet zo moeilijk, ik liep daar namelijk school. Enkele producties en enkele jaren later vroegen ze mij “of ik geen figurantenrolletje wou komen spelen bij Toneel Heverlee, want ze hadden (veel) volk nodig voor “Priester Daens”. Dat was eind 1986. Ik werd arbeider, volk en walingante parlementariër. “Ce sont les apprentices, het zijn de leerjong,” was mijn grootste repliek. Ik ben nooit meer bij TH weggeraakt.

Ik heb er veel gespeeld. In “Kabalissimo!” (1989), in “De gebroeders Leeuwenhart” (1990), in “Engelen op het dak” (1990), in “A Funny Thing Happened on the Way to the Forum” (1992), in “Arsenicum en oude kant” (1993 – met mijn veel te vroege sortie wordt nog altijd gelachen), in “Paljaske Doctoor” (1994 – nog eens echt een figurantenrol, een plezier!), in “Met maten” (1995) in “Nonsens”, “Ariadne”, “Ja ja maar nee nee”, “Jesus Christ Superstar”, “Les liaisons dangereuses”, “Novencento” (mijn schoonste rol tot nog toe), “De kreupele van Inishmaan” en vorig jaar nog in “Federico”. Ach, homo ludens, wat speelt een mens toch af!

‘k Heb ook anderen doen spelen, door te regisseren, of wat daar moet voor doorgaan. “Hemel, het transport onploft” was een voorzichtige poging tot, om dan meteen het onspeelbare “Ubu roi” te ensceneren in 1993. Jong zijn doet geen zeer. Daarna “Vanavond om half negen” (de negen eenakters van Noel Coward, allemaal vertaald en één ervan geregisseerd), “Desperado” (1999 – nog altijd mijn mooiste regie, al zeg ik het zelf), “Romeo en Julia” (2001 – de versie van Peter Verhelst), “Kloosterfobie” (2003 – weer zo’n megalomaan project, deze keer rond Edgar Allen Poe, waarvoor ik alle teksten leverde en alweer één regie op me nam), “Station service” (2004 – met een echte Citroën DS op de scène) en tenslotte twee jaar geleden “PAUW!”. Dit begint naar eigenstoef te ruiken.

Nee, eerlijk, ’t is een cliché zo groot als een huis, maar theater maken is een passie, een virus. Dat meteen moet bijten: wanneer ik een toneeltekst lees, dan moet ik hem mij binnen het eerste blad kunnen visualiseren, anders wordt het niks. Met “Na de regen” zag ik het al na een repliek of vijf.